Definities van Zuidnederlands Woordenboek in de Ensie S
- schoot
- schorseneel
- schoteldoek
- schotelhuis
- schotelvod
- schots
- schouw
- schouwen
- schouwing
- schouwvegen
- schouwveger (schouwvager)
- schoven
- schrap
- schreeuwen
- schrijfboek
- schrijfster
- schrijn
- schrijnwerk
- schrijnwerker
- schrijnwerkerij
- schrijvelaar
- schrijver
- schrijverke
- schrik
- schrobbing
- schrokken
- schruwel
- schudding
- schuif
- schuifaf
- schuifje (schuifke)
- schuilhokje
- schuilhuisje
- schuiling
- schuimer
- schuimwijn
- schuindraad
- schup
- schuppes
- schuren
- schutsel
- schuurborstel
- sciatique (sciatica)
- scout
- scoutisme
- secreet (sekreet)
- secretaresse (sekretaresse)
- sectorieel (sektorieel)
- secundair (sekundair)
- seffens
- seinen
- selder
- semi-direct (-direkt)
- semmelen (sjemmelen)
- sensibiliseren (sensibilizeren)
- serieus
- sermoen (sermoon)
- serpentine
- serre
- serrist
- serveuse
- serviette
- servituut (servitude)
- seskens (seskes, sijskes, sessens, ceskens)
- shift
- sidecar
- sigaar
- signalisatie
- sim
- simili
- similileder (similileer)
- singelen
- Sinksen
- siroop
- situeren
- sjanfoeter (sjamfoeter, jeanfoeter)
- sjauwelen (sjouwelen)
- sjerp (sjarp)
- sjiek (sik)
- sjieken (sikken, sjikken)
- sjoefelen
- sjokkelen
- sjot (shot)
- sjotten (shotten, schotten)
- slaan
- slaaplijf
- slaapplaats
- slabakken
- slabberen
- slabbetje
- slafelijk (slaaflijk)
- slag
- slaggelings
- slagwoord
- slameur
- slaping
- slechterik
- slechts
- sleet
- sleets
