Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

schuifje (schuifke)

betekenis & definitie

Eig.: bedrijf (van een toneelstuk): een komedie in drie schuifjes (gall., naar fr. pièce d tiroirs); - vand. bij uitbr.: gedeelte, fase, soms bep.: periode (m. betr. t. handelingen, gebeurtenissen e.d. die in verschillende onderdelen (kunnen) plaatsvinden, verlopen); - ook: iets in schuifjes doen, met tussenpozen; in schuifjes, m. betr. t. pers. ook: in afzonderlijke groepjes (met tussenpozen); het bezoek kwam in schuifjes binnen.

De Frankfurter begint dus vrijdag nog steeds als leider aan het laatste en moeilijkste Tour-schuifje, Gazet v. Antw. 14/7/1977.

De Tour blijft vaag en de favorieten bij het ingaan van het laatste schuifje zijn nog dezelfde als die van bij de start, Gazet v. Antw. 5/7/1977.

Dat was gisteren het belangrijkste feit na de vrijlating van de kindjes die in de loop van de ochtend «in schuifjes» uit de school van Bovensmilde waren vrijgelaten, Gentenaar 30/5/1977.

Vroeger kon de grote kuis niet rap genoeg gedaan zijn; maar nu dat we tijd genoeg hebben, doen we het op ons gemak, in verschillende schuifkes, Gehoord te Boom mei 1978.

< >