Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

sjokkelen

betekenis & definitie

Zich schokkend voortbewegen, sjokken; - ook: herhaaldelijk schokken; wippen, wiegelen; in ’t bijz.: schommelen (ook als kinderspel); - ook trans.; in de laatste aanh. in erotischen zin.

- Zie ook schokkelen.

Het gemoedelijk treintje sjokkelt lustig voorbij en fluit een paar keeren, CLAES 1925, 27.

Aan deze Sint-Annese vlakte, tussen de boskes, heeft half Antwerpen zijn ontstaan en bestaan te danken ... . Velen die nu soms zo deftig doen, werden op die aarde stormachtig in elkaar gesjokkeld, DE RIDDER 1966, 12.

Sam.: sjokkelpaard, hobbelpaard.

< >