Bijna alle voorwerpen, waarvan we in het dagelijkse leven gebruik maken, zijn in het verleden uitgevonden. Deurbellen, telefoons, kachels, lampen, ijskasten, drukpersen, landbouwmachines, werktuigen, dynamiet, glas, staal- het zijn slechts een paar uitvindingen uit een lange lange lijst, waarmee vele pagina’s gevuld zouden kunnen worden.
Lucht, water, gras en bomen zijn natuurlijk geen uitvindingen. Wél uitgevonden zijn de ventilatoren, die lucht door onze gebouwen blazen; pompen, die water persen naar de plaats, waar het nodig is en hulpmiddelen, die het zaaien van gras en het kappen van bomen vergemakkelijken. Ook voedsel is nooit uitgevonden. Maar de mens zou reeds in de prehistorie zijn uitgestorven als hij geen wapens had uitgevonden om dieren, die sterker waren dan hij, te doden. En alle grond van de wereld zou beslist niet voldoende voedsel kunnen produceren als we geen landbouwmachines hadden om de bodem te bewerken.
Sommige zeer belangrijke uitvindingen zijn gedaan in een tijd, waarvan geen geschreven berichten bewaard zijn gebleven. Voorbeelden zijn het mes, de speer, pijl en boog, middelen om vuur te maken en methoden om kleding te vervaardigen en potten te bakken. Niemand weet, wie deze uitvindingen heeft gedaan. Zelfs bij moderne uitvindingen is het niet altijd even gemakkelijk de naam van de uitvinder vast te stellen. Eén man doet meestal het beslissende werk - maar in de meeste gevallen is zijn arbeid gebaseerd op voorbereidend werk van vele anderen. Zo is het bijvoorbeeld onmogelijk vast te stellen, wie de auto heeft uitgevonden. De eerste auto’s immers kwamen tot ontwikkeling door het bijeenvoegen van talrijke kleinere uitvindingen.
Praktisch elke uitvinding wordt onmiddellijk verbeterd. Edison bijvoorbeeld vond de gloeilamp uit. Maar de gloeilampen, die we tegenwoordig gebruiken, lijken in de verste verte niet meer op de eerste lampen van de Amerikaanse uitvinder. Hetzelfde is het geval met de telefoon, die uitgevonden is door de Amerikaan Bell.