Evenals de meeste andere godsdiensten heeft ook het Christendom zijn gewijde geschriften; we kennen die onder de naam ‘Bijbel’. De Bijbel bestaat uit verscheidene boeken, die we verdelen in de boeken van het Oude en de boeken van het Nieuwe Testament.
Elk boek valt uiteen in hoofdstukken; elk hoofdstuk op zijn beurt in verzen.Het Oude Testament is niet alleen heilig voor de Christenen maar ook voor de Joden. Het verhaalt namelijk de geschiedenis van het Joodse volk en het bevat de uitspraken van de Joodse profeten. Het Nieuwe Testament daarentegen bevat de geschiedenis van Jezus Christus en zijn leerlingen; de grondslagen van de christelijke leer en het ontstaan van het Christendom. Ook in de taal zijn er verschillen. Het Oude Testament is voornamelijk geschreven in het Hebreeuws (en een klein deel ervan in het Arameens); het Nieuwe Testament daarentegen in het Grieks. Pas 1500 jaar na Christus werd de gehele Bijbel vertaald in het Latijn; tegenwoordig bestaan er vertalingen van in bijna alle talen en dialecten van de wereld.
De Bijbel wordt ook gelezen door mensen, die de gewijde oorsprong ervan ontkennen. Vreemd is dat niet: de Bijbel heeft ook grote letterkundige waarde; er zijn maar weinig boeken waarin zulke prachtige verzen staan, zulke goede verhalen, zulke wijze spreekwoorden en zulke diepe gebeden. Enkele van de bekendste Bijbelverhalen zijn de volgende:
Jozef en zijn broers
Jozef was op een na de jongste zoon van Jacob. Zijn tien broers waren jaloers op hem, omdat zijn vader hem een beetje verwende. En toen Jozef op een kwade dag een kleurige mantel kreeg, besloten de tien zich van hem te ontdoen. Ze overvielen hem toen hij hun schapenkudden kwam bezoeken en verkochten hem als slaaf aan een karavaan, die op weg was naar Egypte. Jozef groeide op in dat land en het duurde niet lang of hij raakte bevriend met de Farao, de heerser van Egypte. Die vriendschap werd zo hecht, dat de Farao Jozef benoemde tot onderkoning.
Juist in die tijd brak er hongersnood uit in het land, waar Jozef geboren was. Zijn broers kwamen naar Egypte om voedsel te kopen, zonder dat ze wisten, dat Jozef een van de machtigste mannen van het vreemde land was geworden . . . en ze wisten evenmin, dat ze bij hem moesten zijn voor het graan, dat ze wilden kopen. Toen ze bij hem gebracht werden herkenden ze hem niet eens - maar Jozef herkende zijn broers wel. Hij had hen gemakkelijk kunnen straffen voor het kwaad, dat ze hem hadden aangedaan - maar inplaats daarvan vergold hij dat kwaad met goed. Hij stuurde de tien terug met de opdracht hun vader en hun vrouwen en kinderen naar Egypte te brengen; het land van overvloed, waar de gehele familie nog jarenlang in geluk en voorspoed leefde.
Mozes
Jozef en zijn familieleden waren Joden. Na Jozefs dood kwamen er zoveel Joden naar Egypte, dat een latere Farao bang werd, dat ze de macht in het land zouden overnemen. Om dat te voorkomen gaf de wrede vorst bevel, dat voortaan alle baby’s van het mannelijk geslacht gedood moesten worden. Een van de Joodse moeders kwam echter op het idee haar kind in een biezen mandje te leggen en het te verbergen tussen het riet, dat de oevers van de Nijl bedekte. Ze gaf haar dochtertje Miriam opdracht het kleine broertje goed in de gaten te houden. Miriam zag, hoe het mandje ontdekt werd door de dochter van de Farao, die medelijden kreeg met de hulpeloze baby en het mandje uit het water haalde.
Op dat moment kwam Miriam uit haar schuilplaats tevoorschijn en bood de prinses aan een verzorgster voor de baby te zoeken. Toen de dochter van de Farao dat aanbod dankbaar aannam, snelde Miriam naar huis en kwam terug met . . . haar moeder. De baby was gered en de dochter van de Farao noemde hem Mozes. Ze voedde hem op als haar eigen zoon - en natuurlijk heeft ze nooit kunnen vermoeden, dat ze een van de grootste leiders van het Joodse volk van de dood gered had. Het was Mozes aan wie God later de Tien Geboden zou geven.
David en Goliath
David was de zoon van een schaapsherder. Hij werd schildknaap bij Israëls koning Saul en tenslotte raakte hij bevriend met Sauls zoon Jonathan. David was erbij toen koning Saul ten oorlog trok tegen een naburig land en hij was er getuige van hoe elke dag een reusachtige krijger van de vijand honend naar het Israëlische kamp kwam om iedereen uit te dagen tot een tweegevecht. De naam van deze reus was Goliath - en hij was zo groot en sterk, dat niemand de uitdaging durfde aannemen. Tot tenslotte de kleine David naar voren trad, slechts gewapend met de steen
slinger van de Joodse schaapherders. Nog voor Goliath van zijn verbazing bekomen
was, slingerde David hem een vlijmscherpe steen tussen de slapen - een weergaloze worp, die de reus op slag doodde. Na Sauls dood werd David gekozen tot koning van Israël
De latere koning David als kind te dagen tot een tweegevecht. De naam van deze reus was Goliath - en hij was zo groot en sterk, dat niemand de uitdaging durfde aannemen. Tot tenslotte de kleine David naar voren trad, slechts gewapend met de steenslinger van de Joodse schaapherders. Nog voor Goliath van zijn verbazing bekomen was, slingerde David hem een vlijmscherpe steen tussen de slapen - een weergaloze worp, die de reus op slag doodde. Na Sauls dood werd David gekozen tot koning van Israël.
Daniël in de leeuwenkuil
In de tijd, dat Nebukadnezar koning van Babylonië was, werden Daniël en vele andere Joodse kinderen als gevangenen naar Babylon gevoerd. Enkele jaren later veroverde de Perzische koning Darius het land van Nebukadnezar. Darius mocht Daniël wel en hij gaf hem een belangrijke positie in het land. Dat wekte echter de jaloezie op van andere mannen aan het hof en door een lage list gelukte het hun een koninklijk bevel los te krijgen waardoor Daniël in de leeuwenkuil geworpen werd. De volgende ochtend ontdekte Darius hoe hij misleid was en hij begaf zich naar de leeuwenkuil om zijn vriend te bewenen. Groot was zijn verbazing toen hij Daniël ongedeerd aantrof temidden van de plotseling tam geworden roofdieren.
Op de verbijsterde vragen van de vorst antwoordde Daniël: ‘Mijn God heeft zijn engelen gezonden en zij hebben de muilen van de leeuwen gesloten, zodat de dieren me geen kwaad konden doen’. Toen begreep Darius hoe machtig de God van Israël was. Hij gaf al zijn onderdanen bevel voortaan die God te aanbidden.
Deze verhalen zijn afkomstig uit het Oude Testament. Het Nieuwe Testament vertelt over Jezus en zijn leerlingen en over de eerste jaren van het Christendom.