Lang voordat de mens het gebruik van suiker leerde kennen, was honing al een gewaardeerde lekkernij. Honing, gemaakt door het kleine, vlijtige insekt, dat bij heet en dat deze stof maakt uit nektar: het zoete vocht uit een bloem.
Aanvankelijk kende de mens alleen maar ‘wilde’ honing, die door in het wild levende bijen vervaardigd werd als een soort voedselvoorraad voor de winter. Zulke wilde bijen zijn er nóg - maar de honing, die wij kennen, wordt gemaakt door ‘tamme’ bijen, die in ‘volken’ bijeen leven in door ons vervaardigde bijenkorven of bijenkasten.Honingbijen zijn sociale dieren; ze leven in grote groepen bijeen en een korf of kast kan soms wel meer dan 75.000 dieren bevatten. Zo’n korf ( van stro) of kast (van hout) is eigenlijk een stad in het klein. Evenals de mensen hebben de bijen het werk verdeeld: de een doet dit, de ander dat en tijdens het werk helpen ze elkaar zoveel als dat mogelijk is.
In elke korf of kast woont om te beginnen een koningin: een bij, die veel groter is dan haar soortgenoten. Ze komt zelden of nooit buiten en haar enige taak is het leggen van eieren, waaruit straks jonge bijen tevoorschijn zullen komen. Vader van al die nieuwe bijen is één van de ‘darren’: mannelijke bijen, die evenmin als de koningin aan het werk in de korf deelnemen en alleen maar hoeven te zorgen voor de instandhouding van het bijenvolk. Het echte werk in de korf wordt gedaan door de werkbijen: vrouwelijke dieren, die echter geen eieren kunnen leggen zoals de koningin, maar die speciaal uitgerust zijn voor het zoeken van nektar, het maken van honing en het verzorgen van de eieren, die door de koningin gelegd zijn. Andere werkjes voor de werkbijen zijn het voeden en verzorgen van de koningin, het verzamelen van stuifmeel (dat de bijen ook als voedsel gebruiken), het schoonhouden van de korf, het verdedigen van het bijenvolk tegen eventuele vijanden en het verversen van de lucht door het waaieren met de vleugels voor de ingang van de korf of kast. Evenals alle andere insekten moet een bij heel wat veranderingen ondergaan voor ze volwassen is.
Ze begint als ei, ingemetseld in een van de raten van de bijenkorf. Uit dat ei komt na enige tijd een larf tevoorschijn, die door werkbijen wordt gevoed. Als die larf volgroeid is, verpopt ze zich; ze krijgt een heel andere vorm en sluit zich van de buitenwereld af in een cocon. In het binnenste van die cocon groeit tenslotte de bijenvorm. Als na enige tijd de cocon openbreekt, komt er een kleine, maar complete honingbij tevoorschijn, die kan gaan deelnemen aan het werk in de ‘bijenstad’. Hommels zijn familie van de bijen. Ook zij maken honing; voor de mens zijn ze echter alleen nuttig, omdat ze ons helpen door het bestuiven van bloemen en planten.