De geschiedenis van Jezus Christus staat opgetekend in de vier boeken van het Nieuwe Testament, die geschreven zijn door de evangelisten Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes.
Volgens hun notities werd Jezus geboren in Bethlehem, een dorp in Judea. Hij was de zoon van Maria, de vrouw van de Nazareense timmerman Jozef. Jozef en Maria waren naar Bethlehem getrokken op bevel van de Romeinse keizer. Deze had een volkstelling bevolen, waarvoor elke bewoner van het land naar de woonplaats van zijn voorouders moest gaan. In Bethlehem konden Jozef en Maria geen plaats meer vinden in de overvolle herbergen; uit arren moede besloten ze daarom de nacht door te brengen in een lege schapenstal. In die stal werd Jezus geboren; hij werd te rusten gelegd in een kribbe.
In de naburige velden waakten die nacht verscheidene herders over hun kudden. Tot hun grote schrik verscheen plotseling een engel, die hun in een zee van licht vertelde: ‘Vreest niet. Want zie, ik verkondig u een grote vreugde, die bestemd is voor het gehele volk. Heden is u in de stad van David een Verlosser geboren, Christus de Heer’. De herders vertrokken daarop naar de stal om Jezus te aanbidden. Intussen had een zeer heldere ster een aantal wijzen uit het oosten naar Jerusalem geleid.
Ze brachten een bezoek aan koning Herodes en vroegen hem waar het kind geboren was ‘dat bestemd is koning der Joden te worden’. ‘We hebben zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om hem te aanbidden’ legden ze uit. Herodes zond hen naar Bethlehem. Daar vonden ze het kind en schonken het goud, mirre en wierook.
Herodes begreep er niet veel van, maar door het verhaal van de wijzen werd hij bang, dat de nieuwgeborene hem wel eens van de troon zou kunnen stoten. Om dat in elk geval te verhinderen gaf hij zijn soldaten opdracht in Bethlehem alle pasgeboren kinderen te doden. Een engel waarschuwde Jozef echter tijdig, zodat de timmerman met Maria en het kind kon vluchten naar Egypte. Pas na de dood van Herodes keerde de familie naar Nazareth terug. Jezus groeide op in Nazareth en hielp Jozef in de timmermanswerkplaats. Toen hij twaalf jaar oud was, reisde hij met zijn ouders naar Jerusalem.
Daar sprak hij met de schriftgeleerden uit de tempel, die verbijsterd waren over zijn kennis en zijn wijsheid. Toen Jezus omstreeks zijn dertigste jaar begon te prediken, koos hij twaalf leerlingen uit om hem te helpen en te vergezellen. Tijdens zijn predikingen verrichtte hij vele wonderen; hij genas blinden, lammen en doven; wandelde tijdens een hevige storm over de oppervlakte van een meer en wekte o.a. zijn vriend Lazarus op uit de doden.
Jezus verkondigde een groot gedeelte van zijn leer in de vorm van parabels. Hij leerde zijn volgelingen ook hoe ze moesten bidden en gaf hun het ‘Onze Vader’ als gebed. Jezus leerde ook, dat zijn volgelingen de Tien Geboden van de Joodse godsdienst moesten onderhouden. Verder leerde hij : ‘Ik geef u mijn gebod: dat gij elkander liefhebt zoals ik U’.
Veel Joden veronderstelden dat Jezus Christus de voorspelde Messias was, die het land zou bevrijden van de Romeinen. Toen hij aan het einde van zijn leven Jeruzalem binnentrok, werd hij dan ook door een juichende menigte ontvangen en verwelkomd. De Joden vergisten zich echter. Christus was wel een koning maar, zoals hij later aan Pilatus vertelde: ‘Mijn rijk is niet van deze wereld’.
Jezus had talrijke vijanden. Zowel de Romeinse bezetters als bepaalde Joodse priesters beschouwden hem als een gevaar voor hun eigen macht. Dat gevaar moest uitgeschakeld worden. Op een nacht verried een van Jezus’ volgelingen, Judas waar ze zijn meester konden vinden. Tempelwachters trokken er op uit en overweldigden Christus. Hij werd berecht door de hogepriester en schuldig bevonden aan godslastering.
Zijn rechters leverden hem over aan de Romeinen, die hem aan het kruis sloegen. Tijdens zijn doodsstrijd aan het kruis bad Jezus voor zijn vijanden: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’.
Jezus werd begraven in een rotsgraf buiten de stad, dat afgesloten was met een reusachtige steen. Drie dagen na zijn dood kwamen zijn moeder en enkele vrienden het graf bezoeken .... en vonden het leeg. De zware steen was weggerold. Een engel verscheen plotseling naast het graf en vertelde de verbijsterde bezoekers, dat Jezus van de doden was opgestaan.
Miljoenen mensen in alle delen van de wereld zijn nu Christenen; volgelingen van Jezus Christus en aanhangers van zijn leer.