Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

SCHOUWENPOLDER

betekenis & definitie

Polder in de gemeenten → Westerschouwen, → Middenschouwen, → Zierikzee en → Brouwershaven, aan het Brouwershavense Gat, het Grevelingenmeer en de Oosterschelde; opgenomen in het → Waterschap Schouwen-Duiveland; opp. ca. 8930 ha; gem. hoogte ca. 1 m — N.A.P.; suatie via de gemalen Den Osse (noordkust; verticale schroefpomp met 1 electromotor, capaciteit 300 m3 per minuut bij opvoerhoogte 2.50 m; bemalingsgebied 390 ha).

De Schouwenpolder is de grootste polder van Schouwen-Duiveland, een van de oudste Zeeuwse polders en naar oppervlakte gerekend de derde Zeeuwse polder (na de Polder → Walcheren en de → Brede Watering Bewesten Yerseke). Tevens behoort hij tot de laagstgelegen gebieden van de Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden.

De belangrijkste plaats in de polder is Zierikzee. Brouwershaven ligt grotendeels in de → Geestpolder, die al in 1694 bij Schouwen werd gevoegd. Op de grens met respectievelijk de → Oosterenende → Westeren Banpolder liggen de badplaatsen Renesse en Haamstede (Burgh-Haamstede). De andere kernen, gehuchten e.d. in de Schouwenpolder zijn Burghsluis (op de grens met de → Burgh- en Westlandpolder), Noordwelle, Serooskerke, Moriaanshoofd, Kerkwerve, Nieuwerkerke, Duivendijke, Brijdorpe, Looperskapelle, Den Osse, Elkerzee, Ellemeet en Scharendijke.

Aan de polder liggen de aansluitpunten van de Brouwersdam (ten westen van Scharendijke) en de Zeelandbrug (ten westen van de oude veerhaven De Val onder Zierikzee). De scheidingsdijk uit 1960 deelt de polder in tweeën. Schouwen bestond oorspronkelijk uit een aantal deels omkade eilanden, welke door verzanding der scheidingskreken één geheel werden (→ Schouwen-Duiveland). Gevolg van deze oude situatie was de verdeling van het aaneengegroeide gebied in zg. zesde delen, waarvan vijf de polder Schouwen vormden. Dit waren de delen ten oosten van de → Schelveringe. Deze vijf delen waren Haamstede, Brijdorpe, Kerkwerve, Poort-of Quaelambacht (bij Zierikzee) en → Zuidland.

Na 1558, toen een groot deel van het Zuidland in de golven verdwenen was, sprak men van de Vierendelen van Schouwen: Het Wester-, Ooster- en Zuidervierendeel en het Poortambacht. Drie van de Vierendelen (het Poortambacht niet) waren weer onderverdeeld in tezamen achttien ambachtsheerlijkheden, waarvan sommige al in 13e eeuwse stukken zijn vermeld.

Een andere oude verdeling van de Schouwenpolder was die van 217 → bevangen. Omstreeks het jaar 1000 lag de Schouwse zuidkust ca. 4 km zuidelijker dan thans. Stormvloeden en stroomaantastingen (met oever- en dijkvallen tot gevolg) waren de oorzaken van het landverlies. Van de vele achtereenvolgende inlagen die moesten worden gelegd was de in 1953/1954 aangelegde ringdijk van Schelphoek onder Serooskerke de laatste. Ca. 3000 ha land is aan de zuidkust verloren gegaan, waarbij (vooral in de 16e eeuw) vele dorpen moesten worden prijsgegeven.

De eerstvermelde overstroming van Schouwen dateert van 14 december 1287. Vele inundaties zouden nog volgen, bijv. bij de tweede St.-Elisabethsvloed (1418), de St.Felixvloed (1530) en de Allerheiligenvloed (1570). Na in de 17e, 18e en 19e eeuw ook geheel of gedeeltelijk overstroomd te zijn, vond in 1944 een militaire inundatie plaats door de Duitse bezetter. De laatste overstroming van de Schouwenpolder geschiedde bij de stormvloed van 1 februari 1953 (Schouwen-Duiveland was het door deze ramp zwaarst getroffen gebied). Het gat van Schelphoek werd het grootste stroomgat van het hele rampgebied. In augustus 1953 bedroeg de breedte 525 m.

Na verschillende operaties ter droogmaking van de polder was deze tenslotte op 31 december 1953 weer watervrij. Bij Schelphoek werd in 1963 een gedenksteen geplaatst.

De meeste vallen die de polder Schouwen getroffen hebben vonden plaats aan de zuidkust. Tussen 1600 en 1800 zijn er hier tachtig met plaats en datum vermeld, tegen twintig aan de noordkust (hier bleef het landverlies beperkt tot ca. 100 ha). De eerste bepalingen betreffende de Schouwse dij ken dateren uit de 13e eeuw; in 1425 werd door Philips van Bourgondië het eerste centrale polderbestuur ingesteld. In de loop der tijd verenigden verscheidene polders zich bestuurlijk met de Schouwenpolder. Van 1923 tot 1959 bestond het waterschap Schouwen, gevormd door de polders Schouwen, Zuidernieuwland, → Groot St.-Jacobs, → Christoffel, Geest, → Keet, → Noordernieuwland en Voormalig → Dijkwater (1e gedeelte).

LITERATUUR

Wilderom, Tussen afsluildammen II.