Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

NIEUWERKERKE

betekenis & definitie

1. (Nierkercke, Schutje). Buurtschap binnen de nieuwe gemeente → Middenschouwen; vroeger een dorp, parochie en oude heerlijkheid (580 ha) in het Zuider-Vierendeel van Schouwen, binnen de voormalige gemeente Kerkwerve.

Wapen:

Dit komt voor op de kaart van Schouwen van 1540 (met geheel gouden degen) en bij Smallegange in 1696 (met kransen in plaats van gespen); het werd op 31 juli 1817 voor de gemeente bevestigd. Geschiedenis: Als parochie staat Nieuwerkerke voor het eerst vermeld in een acte van 5 februari 1298. De kerk, die aan Sint-Pieter was gewijd, was waarschijnlijk een dochter van Kerkwerve. In deze kerk was een vicarie gesticht ter ere van de H. Maagd. Na de Reformatie werd Nieuwerkerke, tezamen met Kerkwerve, verenigd met Noordgouwe.

Sedert 1625 vormden Nieuwerkerke en Kerkwerve samen een gemeente. In de 18e eeuw is de kerk afgebroken. In april-mei 1951 zijn in het reeds lang gesloten kerkhof opgravingen verricht door de afdeling Antropologie van het Anatomisch Instituut te U trecht en de Rij ksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort (zie → antropologie).

De begraafplaats is nu een beschermd cultuurmonument.

2. (Nieuwerkerk). Verdwenen dorp in de vroegere heerlijkheid van die naam; nu in de gemeente → Arnemuiden. Het kerkdorp is in de 14e eeuw of iets vroeger gesticht, als parochie afgescheiden van Kleverskerke. De kerk, gewijd aan St. Jan Baptist, werd hoofdkerk van Arnemuiden. Deze St.-Janskerk is na de Reformatie verdwenen; de plaats waar ze gestaan heeft, staat bekend als het ‘oud kerkhof’. Overblijfselen van de kerk hebben in 1593 nog gediend tot verzwaring van het zeehoofd in het Sloe. Tijdens de herverkaveling in het gebied van Kleverskerke-Nieuwerkerke-Arnemuiden werden op 19 augustus 1963 de laatste resten van het kerkhof geëgaliseerd, waarbij puinsleuven van de voormalige kerk en begravingen te voorschijn zijn gekomen.

Wapen:

Op de wapenkaart van Smallegange (1696) komt een wapen voor met vier kepers; bij de bevestiging van het heerlijkheids wapen op 10 november 1819 werden het er drie.

3. (Groeda-Oost, Nieuwkerk). Verdwenen dorp en parochie in West Zeeuws-Vlaanderen. Deze parochie lag tussen Oostburg en Groede, aan de latere Nieuwkerksche kreek, in het ambacht van Oostburg. Toen de bisschop van Doornik in 1197 te Oosburg kwam, ontving hij een delegatie uit de nederzetting Beiderwan, die hem dringend verzocht een eigen kerk te mogen stichten. De afstand naar Oostburg was te ver, een steeds terugkerend argument. De abt van de St.Pietersabdij te Gent, die het patronaatsrecht over dit gedeelte van Oostburg bezat, ondersteunde het verzoek en zo kwam de aan O.L.V. gewijde kerk tot stand. Bij de Allerheiligenvloed in 1570 leed Nieuwerkerke schade. Ten gevolge van inundaties in de 80-jarige oorlog is Nieuwerkerke verdwenen.

LITERATUUR

Van Empel en Pieters, Zeeland. Gottschalk, Historische geografie I 29. A.A. Beekman, Geschiedkundige Atlas. Bulletin Kon. Ned. Oudheidkundige Bond 16 (1963), 12, 235-236.

Walraven en Polderdijk, De kuststreek. Zelandia Illustrata IV, 772-774. S. Muller Hz., De indeeling van het bisdom. Grijpink, Register op de parochieen. J.W. te Water, Kort verhaal. Huizinga, Opgravingen te Nieuwerkerke.