Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

SCHELPHOEK

betekenis & definitie

1. Werkhaven en een 73 ha groot natuurreservaat aan de zuidkust van Schouwen, ten zuiden van het dorpje → Serooskerke, binnen de nieuwe gemeente Westerschouwen.

Te Schelphoek vond tijdens de stormramp van 1 februari 1953 de grootste dijkbreuk plaats van het eiland Schouwen. Bij de doorbraak ontstond een krekengebied dat zowel recreatief, ornithologisch als landschappelijk van belang is geworden en nu Staatsnatuurreservaat is.

Binnen een door een ringdijk gevormd bekken is voorts een grote werkhaven ingericht ten behoeve van de werkzaamheden aan de Oosterscheldedam (Deltawerken). Vóór de ramp lag er bij Schelphoek een landbouwhaventje. Dit haventje werd op 17 juli 1903 in gebruik genomen; een eerste verzoek tot aanleg van een haven dateert uit 1860.

Bij Schelphoek stond tot 1953 een electrisch gemaal dat op 29 december 1951 door de Commissaris van de Koningin in Zeeland in gebruik was gesteld. De spreuk ’’Bij waterlast en stage regen, Hoop ik te zijn tot Schouwens zegen→ (P. Bastiaanse), die op het gemaal was aangebracht, is maar kort van toepassing geweest. Na dichting van het gat bij Schelphoek kwam het gebouw buitendijks te staan; het werd enkele jaren later afgebroken; de bemalingsinstallatie was al gedemonteerd.

2. Recreatiegebied aan de oosthoek van het Veerse Meer, bij Wolphaartsdijk (Z.Bev.), met voorzieningen voor oeverrecreatie en watersport. De oeverstrook heeft een oppervlakte van ca. 9 ha; de voorliggende drie eilanden hebben een gezamenlijke oppervlakte van ca. 4,5 ha.

LITERATUUR

Wilderom, Tussen afsluitdammen II.