Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

SCHOOLTYPEN

betekenis & definitie

Kleuteronderwijs. De gegevens hierover uit 1949, vermeld in een rapport ‘Kleuteronderwijs in Frl.’ van de Stichting Frl. voor maatschappelijk werk, zijn ontstellend.

Nog in 1954 hadden op 100 Fr. en Groningse kleuterscholen slechts 14 een speellokaal, 21 een wissellokaal, 25 een goede speelplaats.Na de wet van 8.12.1955 (Stbl. 558) verbetert de situatie vrijwel dagelijks: nieuwe gebouwen, moderne leermiddelen, meer gediplomeerde leidsters. Opleidingen daartoe te Drachten (openb.) en Lwd. (openb., chr., r.k.). Op de akte is een aantekening Fr. te behalen. Ook in Fr. sprekend gebied wordt op de dringende pedagogische eis dat de kleuterschool aansluit bij de taal van het kind nog niet steeds gelet. Er waren in Frl. per 1.1.1958 198 kleuterscholen, bezocht door 11 130 kinderen, dat is ca. 74 pct. der in aanmerking komenden. Gewoon lager onderwijs. In 1957 gegeven aan 255 openb., 285 chr. (inclusief M.U.L.O., B.L.O., schippersscholen, V.G.L.O. zijn het: chr. volksonderwijs (C.V.O.) 81, chr. nat. (C.N.) 89, geref. schoolverband (G.S.) 35, combinatie G.S. en geref. gemeenten 1, combinatie C.N. en C.V.O. 2, bij schoolraad aangesloten 26), 34 r.k. en 2 bijz. neutrale scholen te Lwd. en Sneek (de enige Montessorischool in Frl.).

Van de 1961 leerkrachten verstond 92 pct. en sprak 73 pct. Fr. Er zijn op de dorpen veel twee- en driemansscholen, maar ‘vrijwel alle inspecteurs rapporteren gunstig over de kleine, de één- en tweemansscholen’ (Het onderwijs in Ned., 1948, 476). Ook in 1953 worden twee kleine scholen in Frl. genoemd als voorbeelden inzake onderwijsvernieuwing.

Op dit terrein geven de verslagen der N. hoofdinspecties een levendiger beeld dan elders: vooral de beoefening der heemkunde blijkt gunstig af te steken (Het onderwijs in Ncd., 1951, 486 e.v.). De inspectie blijft klagen over het ontbreken van boekjes over de geschiedenis van Frl. De migratie der onderwijzers: van het dorp naar de stad, en vandaar naar Holland, werkt ongunstig op het onderwijs, zodat de inspectie aandacht vraagt voor een ‘ontberingstoelage’. zie Akte Fries; Filmstrip; Kinderboeken; Nederlands op Friese scholen; Pompeblêdden; Provinciale Onderwijsraad; Scholen, Friese; School museum voor Friesland; Schoolwezen; Skoalle, Fryske; Tweetaligheid; Únderwiisliga; Wet-Cals.

Buitengewoon lager onderwijs. Het aantal scholen is thans voldoende. Misschien is meer specialisatie gewenst en zouden scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden nog velen helpen. Er zijn zeven openb., zes chr. scholen, één r.k. (Sneek) en één compromisschool (Wolvega).

Voortgezet gewoon lager onderwijs. In Frl. nog minder dan elders op gang gekomen. Scholen te Lwd., Sneek, Drachten, Harlingen.

(Continuscholen voor schipperskinderen staan in Lwd. en Sneek. Ook aan scholen elders zijn ‘ligplaatsklassen’, bijv. in Harlingen, waar niet-leerplichtigen op een binnenvaartschool avondlessen kunnen krijgen.)

Landbouwscholen zijn: 11 openb., 10 chr. en 3 r.k., verder 2 tuinbouwscholen te Berlikum en Buitenpost. De middelbare landbouwscholen staan in Drachten, Lwd. en Sneek en een chr. in Dokkum. Percentage der leerlingen 4 (Nederland 0,6).

Ze hadden in 1953 samen een aangifte van 157 leerlingen (in Nederland 43 scholen, aangifte 1544). Sedert 1954 heeft Lwd. een bijzondere hogere landbouwschool. Daarentegen was het aantal leerlingen der (lagere) landbouwscholen kleiner dan in vergelijkbare gebieden elders. Van de jongens ging 8 pct. van de lagere school naar land- of tuinbouwschool. Voor speciale onderdelen (fruitteelt, aardappelteelt enz.) worden cursussen gegeven. De Rijksmiddelbare Zuivelschool te Bolsward had in 1953 85 leerlingen, van wie 35 het diploma in dat jaar haalden, zie Landbouwonderwijs.

Voortgezet dagonderwijs. Deze groep is sedert W.O. II zeer sterk toegenomen, zowel wat aantal leerlingen als wat scholen betreft.

Van 1948-56 nam het aantal leerlingen van V.H.M.O., U.L.O. en N.O. toe met resp. 33, 42 en 87 pct. (Nederland 41, 45, 54 pct.). In 1957 was 90 pct. der leerlingen die de lagere school verlieten, bestemd voor voortgezet onderwijs. Dit zal weinig hoger meer worden, wel kunnen er verschuivingen komen van het ene soort onderwijs naar het andere.

Het uitgebreid lager onderwijs komt (1953) in leerlingental bijzonder hoog: 13,3 pct. der 12-20-jarigen (Nederland 11,3 pct.).

Alleen het noordoosten, Lemsterland en Haskerland leverden minder. De uloscholen (27 openb., 23 chr., 4 r.k.) zijn over de hele prov. verspreid. De uloleerlingen komen veel uit zgn. ‘lager’ milieu, het is de school voor ‘de kleine man’ om vooruit te komen; de school die ook toegang geeft o.a. tot kweekschool en M.T.S.

Het nijverheidsonderwijs breidt zich snel uit. Het aantal meisjes is hoog, 12,2 pct. (Nederland 10,2 pct.). Dit ligt vooral aan het westen en oosten; het noorden en het midden hebben het landelijk percentage.

In Lwd. gaan (evenals in de prov. Groningen) meer meisjes naar de ulo dan naar dit type school. Het aantal jongens is normaal, alleen in het uiterste noorden en zuiden aan de lage kant. De 13 lagere technische scholen staan in Bolsward, Dokkum, Drachten, Gorredijk, Harlingen, Heerenveen, Jubbega, Kollum, Surhuisterveen. Verder heeft Noordwolde een rietvlecht- en industrieschool, en zijn er 20 avondscholen. In Lwd. bovendien een hogere technische school; dit onderwijs is beperkt door de weinige industrie in Frl.

Scheepvaartonderwijs geeft alleen de Willem Barentszschool op Terschelling. Er worden stuurlieden en scheepswerktuigkundigen opgeleid (de laatsten ook aan de H.T.S. te Lwd.). zie Scheepvaartonderwijs.

De kweekscholen trekken veel leerlingen: in 1953 1,8 pct. (Nederland 1). Er zijn rijkskweekscholen te Drachten, Heerenveen en Lwd., chr. te Dokkum, Drachten, Lwd. en Sneek. zie Schoolmeester.

Het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs in Frl. had in 1953 5,1 pct. der 12-20-jarigen (Nederland 7 pct.). In Achtkarspelen en Kollumerland zelfs geen 2 pct.

Wel neemt de belangstelling voor het V.H.M.O. toe; deze is in Lwd. en Sneek goed, in N.O.- en Z.O.-Frl. het geringst. De scholen zijn: stedelijke gymnasia te Lwd. en Sneek; geref. gymnasium te Lwd.; R.H.B.S. te Lwd., Sneek, Harlingen, Heerenveen, Drachten, Oosterwolde (te Harlingen en Sneek met afdeling M.M.S., te Heerenveen en Drachten met gem. afdeling gymnasium); chr. lycea te Sneek en Dokkum; gem. H.B.S. te Lwd.; gem. H.B.S. voor meisjes, M.M.S. te Lwd.; chr. H.B.S. te Lwd.; r.k. H.B.S. te Bolsward.

Totaal zijn in 1958 toegelaten 1062 leerlingen (in 1908 158). De leerlingen komen meest uit zgn. ‘hogere’ milieus. Hieronder zijn relatief veel kinderen van niet-Fr. intellectuelen en ambtenaren, zodat deze scholen het minst Fr. zijn wat betreft taal en omgeving der leerlingen.

De grote plaatsen zijn onderwijscentrum voor een wijde omgeving; het is niet vreemd als middelbare scholieren dagelijks 30-35 km fietsen. Absoluut hebben de scholen van Lwd. de meeste buitenleerlingen (1741), relatief die van Dokkum (1017). Sneek heeft er 1130. Van de steden fungeert Franeker weinig in deze zin, maar Drachten is sterk in opkomst. (Alle cijfers in dit artikel zijn de laatst beschikbare, van 1953.) B., KR.