Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

LANDBOUWONDERWIJS

betekenis & definitie

Het L. is de laatste tijd sterk uitgebreid. Dagonderwijs staat hoger aangeschreven dan cursusonderwijs.

In 1955 hadden van de Fr. bedrijfshoofden in land- en tuinbouw ouder dan 35 jaar resp. 37 en 55 pct. L. gevolgd; van de jongere bedrijfshoofden 70 pct. (meer dan 50 pct. dagonderwijs).

Van de meewerkende zoons van 25 jaar en ouder 85 pct., 50 pct. zelfs dagonderwijs. Op de grote bedrijven was de belangstelling het grootst.

Het aantal bedrijfshoofden met L. in Frl. per bedrijfsklasse van 0-5, 5-10, 10-20, 20-30, meer dan 30 ha was in 1955 resp. 18, 33, 48, 63 en 73 pct.De Fr. Mij. van Landb. en de Fr. Chr. Boeren- en Tuindersbond geven algemene landbouwcursussen (twee winterhalfjaren met soms een voorbereidende en/of aansluitende derde cursus). Daarnaast speciale landbouwcursussen: meikerscursussen (handmelken), opleiding vóórmelkers, machinaal melken, hand- en vakvaardigheid, motor- en tractorkennis, landbouwwerktuigen, spuiten, pluimveeteelt, veeverloskunde, veevoeding, paarden-, rundvee- en landbouwkennis. Begin 1957 hadden de 25 lag. landbouwscholen (3 r.k., 11 prot. chr. en ii niet-confessionele) 1760 leerlingen.

Leerlingen zijn vooral boerenzoons (nog geen 10 pct. landarbeiderszoon, 5 pct. buiten de landbouw staanden). Het aantal leerlingen der lag. land- en tuinbouwscholen en algemene land- en tuinbouwcursussen is in het noorden laag. De belangstelling voor tuinbouwonderwijs is naar verhouding groter dan die voorL. Er zijn vier landbouwwinterscholen (drie rijksscholen te Lwd., Sneek en Drachten, één prot. chr. te Dokkum) met 318 leerlingen (1956-57)Te Lwd. begon 1954 een bijzondere hogere landbouwschool (1957 elf gediplomeerden, 1958 68 leerlingen), zie Nijverheidsonderwijs voor meisjes, Tuinbouwonderwijs, Zuivelschool.