Gekheid maken, grappen maken of vertellen; schertsen; onzin uitkramen; gekscheren, de draak steken (met -); - (trans.) (iets) schertsend, voor de grap vertellen, zeggen enz.
«Met iemand als Fonske kunt ge ’t ver brengen,» zegt Irma. «Voor dat manneke is ’t leren haast een spel.» «Helemaal mijn aard, he!» zwanst de smid, OP DE BEECK 1947, 48.
Neen, neen, met zo’n dingen zwans ik nooit ... . Ik wil zeggen, het schijnt dat alle vrouwen stapelzot zijn van hem, Uitzending BRT 23/3/1980.
Afl.: gezwans, gekheid, scherts; grappenmakerij, kletspraat; flauwekul enz.;
- zwanzer (Wdl.), grappenmaker;
- zwanzerij, grappenmakerij; kletspraat, flauwekul enz. (Pilatus, die de ganse zwanzerij had uitgevonden, in de mening dat het publiek, na zulk een schouwspel, hem met vrede zou laten, kwam nu voor, VERMEYLEN 1962, 29).