1. M. betr. t. pers. en stoffelijke zaken: aan het gezicht onttrekken, verbergen, verstoppen, wegstoppen; ook: (iets) opbergen; - ook wederk.: zich verbergen, zich verschuilen, wegkruipen; in de wielersp. bep.: zich in het peloton verstoppen om weinig inspanning te moeten doen enz.
Vakantie! Een fietstochtje in onze eigen streek, waar wij nog dingen voor de eerste keer mogen ontdekken. De kinderen hun leerboeken ver laten wegsteken en niet meer weten dat er nog een baas is op ons werk, Vrouw en Wereld juli/aug. 1974, p. 7.
In een haast symbolisch bunkerachtige woning, diep weggestoken tussen hoge bomen, Gentenaar 13/5/1977.
2. M. betr. t. gevoelens e.d.: maken dat iets niet opgemerkt wordt, niet laten blijken, verbergen, maskeren; - ook wederk., van pers.: zich verschuilen; zijn gedachten, opvattingen enz. verbergen.
Pretentieuze professoren, die smalend neerkijken op een amateur als ik, die bovendien niet kan wegsteken dat hij een arbeider is, Volksmacht 27/8/1976.
Dat zijn echtgenote het hem oprecht gunt, maar moeilijk kan wegsteken dat ze zich ondertussen alsmaar verveelt, Vrouw en Wereld okt. 1976, p. 10.
R. interviewen is als een frisse pint drinken na 24 uren van dorst. Dit is nu eens géén jongen die zich wegsteekt achter schouderophalen en ontkennende kuchjes. Neen, R. komt rondborstig voor de waarheid uit, Gentenaar 14/4/1977.