In enkele zegsw.: een vogel voor de kat zijn, verloren zijn, er aan moeten geloven; inz. m. betr. t. zieken: opgegeven, ten dode opgeschreven zijn; - de vogel is gaan vliegen, de gezochte is ontsnapt, gevlucht enz.; in de standaardt.: de vogel is gevlogen.
Vijf minuutjes daarop stopte de dienstwagen van Boulanger voor de herberg ... te laat. De vogel was gaan vliegen, Vrouw en Wereld febr. 1974, p. 22.
Sam.: kermisvogel, kermisloper;
- vogelscheut, (gewest.) ben. voor het vogelschieten, ook in toep. op de feestelijkheden waarmee dit volksvermaak gepaard gaat;
- vogelsnot, (gewest., inz. Brab.) stijf geworden sap van een pruimen- of kersenboom;
- vogelteer, (gewest.) vogellijm;
- vogelvitse, (gewest.) ben. voor soorten van het geslacht wikke: de wilde wikke, de ringelwikke (Vicia hirsuta) of de vogelwikke (Vicia Cracca);
- vogelvoet, (gewest.) vingergras;
- vogelwei(de), (gewest.) land dat niet geschikt (gemaakt) is voor akkerbouw; onbebouwd, verwaarloosd en verwilderd, vol onkruid gegroeid land; braakland; - ook als bnw. in verb. als vogelwei(de) (blijven) liggen, van land e.d.: onbebouwd, verwaarloosd en verwilderd, braak.