Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

triestig

betekenis & definitie

1. Van of m. betr. t. pers.: droevig (gestemd), treurig, verdrietig, neerslachtig, in ’t bijz. voor zover dit uiterlijk waarneembaar is; ook: melancholiek, neerslachtig.

Nog liever alle dagen mijnen gang vuil vol slijk, dan onze menheer Pastoor weer triestig te zien, TIMMERMANS 1923, 122.

Mijn moeder? Een jong ... meisken, bevallig in haar blauw fluwelen casaquin. Zo triestig en zo moedig, BRULEZ 1950, 81.

Ge zegt dat ge zo ellendig triestig zijt en gij hebt gebiecht! LEBEAU 1962, 10.

2. Van zaken: droevig stemmend, naar, somber; van droefheid uiting gevend, verdrietig; - in ’t bijz. van tijdsperioden: gekenmerkt door droevige ervaringen of omstandigheden.

Een grauw en triestig stationsgebouw, zoals een officieel gebouw, school of kazerne, moet zijn, CLAES 1950, 10.

Een triestige motregen doorweekte Morets klederen op rug en schouders, BRULEZ 1950, 165.

Zij zijn bezeten van een zwaarmoedigheid die hun mond zuur en triestig maakt, TEIRLINCK 1952, 1, 111.

Ze hadden zolang gepleit, tot Vader en Hein, met een triestig gezicht om al het verloren werk, de vijver leegschepten, DURNEZ z.j. (± 1958), 17.

Soms als er in de Clio die avond geen vreugd te rapen was, namen ze me mee naar plezieriger gelegenheden die ik alleen triestiger vond, LEBEAU 1962, 158.

Hij beleefde alles zo echt, dat het voor hem een hele triestige periode werd, die hij doormaakte, LIA TIMMERMANS 1962, 34.

3. Bedroevend, betreurenswaardig, ongelukkig; ontmoedigend.

Het is toch verdrietig en ontmoedigend altijd maar mensen te ontmoeten die menen dat zij en zij alléén de waarheid in pacht hebben. Nog triestiger is, dat zij dan gaan eisen dat andere stemmen moeten zwijgen, Knack 18/4/1973, p. 3.

De Russische auteurs hebben de laatste jaren voor sensatie gezorgd, door enkele grote wereldprijzen voor literatuur weg te kapen. Triestiger is hun lot in het eigen vaderland, dat de vrije meningsuiting niet erg schijnt te waarderen, Vrouw en Wereld jan. 1975, p. 3.

Triestiger gesteld is het met de vertolking van Elly Koot (Marianne) en de geringe waarde van haar persoonlijkheid in de film, Vrouw en Wereld dec. 1975, p. 23.

Het kan ook een triestige weerslag hebben op het leven van het echtpaar, waaruit niet zelden echtscheidingen voortspruiten, want „onregelmatige uren geven onregelmatige huisgezinnen”, Vrouw en Wereld febr. 1977, p. 21.

Men vreest algemeen dat meer dan vroeger na 15 augustus de kust de boeken zal mogen sluiten en de horecasektor zijn wonden zal mogen likken. Tenzij het nu eens net niet zo’n triestige vaart zou lopen, de zon overdadig zou gaan schijnen en de rush naar de kust weer op gang zou komen, Gazet v. Antw. 1/8/1977.

4. Van de groei, de lichamelijke gesteldheid e.d.: kwalijk, slecht; armetierig; - van kennis, inzicht e.d.: slecht, ontoereikend, gebrekkig Mijn triestige kennis van de vrouwelijkheid heb ik in de loopgraven opgedaan, TEIRLINCK 1952, 1, 169.

Opm.: In de standaardt. thans zo goed als volledig verdrongen door triest (freq. 21, waarvan slechts 1 attestie uit Spreektaal, terwijl triestig freq. 0 heeft).

Afl.: triestigaard, pers. die zwaarmoedig is, pessimist, melancholicus;

- triestigheid, treurige stemming, droefheid, verdrietigheid, neerslachtigheid; ook: droevige omstandigheden (Nu echter groeide in diepten van mijn wezen een vage triestigheid, die veel pijnlijker was dan de pijn, TEIRLINCK 1952, 1, 219.

’t Zou me niet verwonderen als zijn triestigheid te wijten zou zijn aan het besef dat hij er niet in slaagt ook zichzelf te verkopen, JONCKHEERE 1957, 157.

De triestigheid, de verlatenheid, de mist en de donker konden niet binnendringen in onze wereld, die van de rest afgesloten was gelijk een van die huisjes, die in een glazen bol gevat zijn, LIA TIMMERMANS 1962, 10).