Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

tombola

betekenis & definitie

In ’t alg.: loterij; in ’t bijz.: loterij met als prijzen gebruiks- of kunstvoorwerpen; - ook in toep. op de loterij verbonden aan een geldlening.

De uitslag van deze wettelijk toegelaten en gekontroleerde tombola wordt dezelfde avond nog verspreid over de feestterreinen en verschijnt in de voornaamste dag- en weekbladen die in de streek worden verspreid, Feestprogramma Rumstse Volksfeesten 1976, p. 15.

Die (affiche) kondigt de tombola aan van 12 maart, Bond 28/1/1977.

De Vriendenkring had me uitnodiging gestuurd voor een gezellig samenzijn, waarbij ook een zangeresje zou optreden, gevolgd door dan de onvermijdelijke tombola, BOON 1977, 183.

Om 20 u. sluiting van de handelsfoor met trekking van de kermistombola en van de tombola Jean TV, Gazet v. Antw. 30/7/1980.

Ook o.a.: Gent 19/8/1976, p. 15. Volksmacht 19/11/1976, p. 16. Reklaamblad 12/1/1977. Reklamegids 7/7/1977. Klokske 27/4/1978.

Opm.: In de standaardt. (freq. 0) zo goed als volledig verdrongen door loterij, grabbelton e.d., hoewel nog vermeld in versch. handwdb. Tombola werd door alle excerpenten als ongebr. of onbekend gekenmerkt.

- Zie ook WNT XVII, 981-982.

Sam.: kermistombola (zie hierboven);

- reuzetombola (Stop het (antwoordformulier) in de daartoe bestemde wedstrijddoos, welke U kan vinden in het lokaal waar de prachtige prijzen van de reuzetombola zullen tentoongesteld zijn tijdens de feesten, Feestprogramma Rumstse Volksfeesten 1976, p. 74. Annoncenblad 21/1/1977, p. 27. Boom 26/5/1978);
- tombolabiljet, lot, loterijbriefje (Vanaf 12 oktober 1973 tot 6 januari 1974 krijgt iedere spaarder een gratis tombolabiljet voor iedere storting van 500 F op het gewoon spaarboekje, termijnboekje, spaarbons en kapitalisatiespaarbons, Vrouw en Wereld dec. 1973, p. 20.

U (ontvangt) bij elke aankoop van 1.000 F een gratis tombolabiljet, Rupelgalm 7/5/1977);

- tombolakraam (Hij ... trachtte zich rijk te loten in de tombola-kraampjes, DURNEZ z.j. (± 1958), 129);
- tombolalot, loterijbriefje (Ze had ook nog ... de nummers genoteerd van de tombolalotjes die ik haar had afgekocht, BOON 1977, 128).

< >