Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

toekomen

betekenis & definitie

1. Van pers.: aankomen, arriveren.

Het is ver, en slechts rond de avond, om een uur of acht, komen zij ertoe, BOON 1975, 226.

We gingen met de hele groep meisjes de soldaten bezoeken en als we toekwamen, lagen ze al uit hun venster, Bond 27/8/1976.

Flory die zesde eindigde verklaarde dat hij tot tweemaal toe geprobeerd had om alleen toe te komen maar dat hij telkens werd gekortwiekt, zodat hij het in de spurt moest afleggen, Gazet v. Antw. 5/7/1977.

Heel wat begeleiders staan klaar om de kinderen die er toekomen op te vangen, Gazet v. Antw. 30/7/1980.

Ook o.a.: VAN LOOY 1945, 5. DE COREL 1949, 69. WEYTS 1950, 114. BRULEZ 1950, 86 ZIELENS z.j., 65.

2. Van zaken: (een pers. of zaak) bereiken, (bij iem. of iets) aankomen, arriveren.

Enkele dagen later kwam er te Gent een mooie glanzende prentkaart toe met de foto van een heel oude stoomtrein, Vrouw en Wereld juli/aug. 1976, p. 33.

Na de uitzending over onderwijs door vrijwilligers aan minder-validen, kwamen er direkt 300 brieven toe. Het waren vooral aanvragen voor de brochure, Gentenaar 9/5/1977.

Kandidaturen dienen vóór 3 juni 1977 toe te komen bij het kollege van burgemeester en schepenen van Scherpenheuvel-Zichem, Gentenaar 22/5/1977.

Dit werkelijk uitzonderlijk (en gratis) geschenk zal beperkt zijn tot de 10.000 eerste aanvrangen die bij ons toekomen, Rijk d. Vrouw 18/4/1978, p. 30.

Opm.: In de genoemde toep. in de standaardt. uitsl. in de verb. (tem. iets) doen of laten toekomen, zenden.

< >