Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

teken

betekenis & definitie

Als gall., in de verb. iem. teken doen (ter vert. van fr. faire signe d), iem. een teken geven, een seintje geven, een wenk geven enz.

Wanneer hij mij teeken deed om aan het stuur te gaan zitten, gehoorzaamde ik zwijgend, VAN HEMELDONCK 1946, 135.

Daartegenover meent zij te moeten opmerken dat zijn vererend aanbod ... haar tot ernstige bezinning noopt. Zij vraagt daartoe het vereiste respijt. Zij zal hem teken doen wanneer zij oordeelt dat het gesprek verder kan aangebonden worden, TEIRLINCK 1952, 2.

‘Wat weet gij?’ vroeg mevrouw Shirling, terwijl zij ging zitten en Pierre teken deed dat hij hetzelfde moest doen, BERKHOF 1962, 127.

Zij deed hem teken dat ook Frieda naar de conferentie ging, VAN REMOORTERE 1965, 193.

Intussen heeft men me teken gedaan, Nu Nog 1977, 115.

Ook o.a.: CLAES 1933, 9. WALSCHAP 1939, 46. LIA TIMMERMANs 1962, 90.