Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

tegenstrever

betekenis & definitie

Tegenstander, soms bep.: vijand; in ’t mv., in de sportt. bep.: tegenpartij.

Om geen andere publieke overtuigingen te krenken, bleef die kampstrijd meest een spiegelgevecht: een toernooi zonder tegenstrever, DAISNE 1948, 17.

Hij steekt eerst een natte vinger op om te weten langs welke kant de tegenstrevers eigenlijk staan.

Wat hij onder de oorlog was weet ik niet, doch vlak na de oorlog was hij communist, VAN AKEN 1965, 137.

Veronderstel dat de Verenigde Staten een nieuwe oorlog beginnen, dan zou de inzet ongetwijfeld petroleum van de Golf zijn: iedereen weet dat nu wel, hun Russische tegenstanders die meer en meer hun bondgenoten worden, hun Europese vrienden die geleidelijk aan in tegenstrevers veranderen en hun Arabische en Iraanse leveranciers, Knack 18/4/1973, p. 30.

Het spreekt vanzelf dat de tegenstrevers vreemd zullen opkijken bij de ontmoeting van een Merckx die niet meer alleen de koers op de schouders tilt, Limburg 31/8/1976.

Op meters afstand kon hij mikken, de eigen marbel tussen duim en wijsvinger gekneld, en patat... Daar klikte die marbel al bots tegen deze van de tegenstrever aan, BOON 1977, 121.

De aanvallende D.D. en de flink volgende E.D.P. lieten de tegenstrevers aan hun lot over, Gazet v. Antw. 28/8/1978.

Opm.: In de standaardt. zo goed als volledig verdrongen door tegenstander; in Woordfrequenties is tegenstrever éénmaal geattesteerd, terwijl tegenstander freq. 57 heeft.

Sam.: tegenstreversdoel (Om de natte bal in het tegenstreversdoel te doen belanden, Gazet v. Antw. 1/8/1980).

< >