1. Als stofnaam: zwavel.
Er zijn er zelfs die beweren, dat men hem alreeds op twee plaatsen tegelijk heeft gezien, en dat, toen hij er wegging, een stank van solfer en pek was blijven hangen. ‘Dat moet de duivel zelf zijn!’ zegt de andere pachter, BOON 1975, 90.
2. Veelal in de verkl.: lucifertje).
Gestadig wandelen haar blikken rond de gelagkamer om te zien of niemand een teeken doet voor drank of een solfertje om zijn pijp aan te steken, WATTEZ 1896, 7.
Hij bekende een weggegooid doosje te hebben gevonden, met nog één bruikbaar solfertje in, BOON z.j., 93.
Sam.: solferstok, vooral in de vorm solferstekske, lucifertje (Ik (onderzocht) met een solferstekske mijn vondst, CLAES 1960, 106.
Hij (grabbelde) om zich rond, achter solferstekskens, V.D. WOESTIJNE 1963, 8).