1. slordige vrouw; in ’t bijz.: ontuchtige vrouw, slet, lichtekooi.
Manieren van ene vroegrijpe sletse, STREUVELS 1964, 42.
2. Pantoffel, muil.
Ik schaamde me wel wat, zo tussen hen. Ik droeg geen uit koord gevlochten sletsen, zoals zij, BOON 1977, 187.
Afl.: sletsen, sloffen.