I. Als bnw.
Geheim, verborgen; heimelijk.
Het volk van Welriekende voelt zich, in sekrete hoekjes van zijn ziel, klein en als ontaard, TEIRLINCK 1952, 1, 90.
Ik weet wel moeder, dat gij ... nooit kans op inzicht hebt gekregen in de sekrete gedragingen van de Meester, TEIRLINCK 1952, 1, 173.
Het kan een secreet overblijfsel zijn van de oude clanwetten, die vroeger het eenzaam leven van de boskanters regelde, TEIRLINCK 1952, 2, 56.
II. Als znw.
1. Geheim.
De God van Klaus verbergt zich niet in strikvragen en sekreten, TEIRLINCK 1952, 1, 106.
2. Geheime bergplaats, lade enz.
De derde avond ondervindt de proost dat de schatkist van het klooster (een stalen schrijn dat pleegt in een sekreet onder het tabernakel te zijn geborgen) verdwenen is, TEIRLINCK 1952, 1, 2.
Afl.: secretelijk, heimelijk, in ’t geheim, in stilte (Hierdoor krijgen zelfs doodgewone gebeurtenissen, te sekretelijk omhuld, verdachte uitzichten, TEIRLINCK 1952, 1, 152.
Het was gedurende de laatste Paasvacantie dat wij ons, Veerle en ik, sekretelijk verloofd hebben, TEIRLINCK 1952, 1, 164).
