Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

schaveling

betekenis & definitie

Afval van geschaafd hout: schaafkrul, schaafsel.

Stinus scheen meer bedroefd dan boos. Hij schudde peinzend het hoofd, nam een paar schavelingen in de hand, DE PILLECYN 1962, 20.

Toen het kastje er dan eindelijk stond lag ons hele huis vol zagemeel, vol schaveling, en moesten we brokken losgeslagen gootsteen en stukken weggekapte vloer naar buiten vegen, BOON 1977, 160.

Met kleine schupjes steken de aardstekers de aarde zo dun als schaveling af en voeren ze op hopen bijeen, Koerier (ed. Mortsel-Rupel) 15/3/1978, p. 16.

< >