Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

rek

betekenis & definitie

1. Elastiek; ook: weefsel met rubber elastisch gemaakt.

2. In de verb. warme rek, in toep. op een taaie en kleverige massa, m.n. een mengsel van gesmolten suiker, vet en bloem, als snoepgoed.

Om het geld te verdienen dat hij behoefde om beetbollen en warmen rek te koopen, VAN LOOY 1945, 55.

De ene met karamellen, die Fieneke zelf bakte, de andere met «warme-rek», een soort zachte witte babbelaars, of taartjes, of wafels, of sigaren voor de kameraden en een reep chocolade voor de twee dames, CLAES 1950, 123.

Het speelgoedkraam van „Joke van ’t kraam” die allerlei snoepgoed presenteerde en haar specialiteit was warme rek, babbelaars, suikerstokken enz., Gazet v. Antw. 22/7/1977.