Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

reep

betekenis & definitie

Hoepel, ook als kinderspeelgoed; - (gewest.) springtouw; - in de uitdr. repen snijden, heimelijk er vandoor gaan, de plaat poetsen.

Ofwel blijft hij staan en luistert met rood gezicht en hebzuchtige oogen, neemt uw geld aan en ... is reepen snijden. Ge ziet noch marchandise, noch Mof, noch geld terug, CLAES 1923, 200.

Die snelle van Peer Verdonck heeft lange vingers ... In Antwerpen betrapt ... Hij was gaan reepen snijden met de portefeuille van een matroos! WACHTERS 1946, 85.

Op een morgen waren al de Belze soldaten repen snijden, en de eigenste dag kwamen de Duitsen binnen, en ’t was of er een steen van mijn hert viel, CLAES 1960, 25.

Tegen dien tijd kwamen de moeders in de deur algauw hun kinderen binnenroepen en als de tram voorbij was, speelden wij weer verder; met de bikkels, met de repen, of pottekenstamp, LIA TIMMERMANS 1962, 20.

Sam.: reepmager, zeer mager, broodmager (Het kind en den reepmageren hond, TIMMERMANS z.j.b, 18).