Pak slaag (inz. met een stok), ransel; afranseling, afrossing; priegel krijgen.
De tweede keer dat hij sloeg, trok ik mijn kop in en hij sloeg met zijn vuist een bluts in de stoofbuis. Toen kreeg ik eerst voorgoed priggel, CLAES 1950, 113.
’t Was een abuis geweest, natuurlijk, daar hij naar Dabbe zijn klak gooide die in een boom hing, en de steen afgeschampt was tegen een tak en zo in ’t raam was terecht gekomen. Dries de garde, die dat per ongeluk juist gezien had, was het aan vader komen zeggen. Hij had er dan behoorlijk priggel voor gekregen en was zonder eten naar bed gemoeten, CLAES 1955, 222.