1. Kachelpijp; ook: platte buis van een Brabantse kachel waarop gekookt wordt.
Als de aardappelschotels ledig waren, werden er warme wafels opgebracht, drie, vier te gelijk, naarmate zij op de stoofbuis gewarmd waren, WATTEZ 1896, 28.
Pierre keek naar zijn broekspijpen, die er uitzagen als geblutste stoofbuizen, en schudde bedenkelijk het hoofd, BERKHOF 1962, 22.
2. Scherts, ook in toep. op een hoge hoed.