Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

plezant (plazant)

betekenis & definitie

1. Behaaglijk, aangenaam, genoeglijk.

Ssst! ging het weer in de kamer. - Televisie is niks plezant, je moet altijd zwijgen! konkludeerde de kleine jongen hierop met een bitter trekje rond zijn mond, DURNEZ z.j. (± 1958), 137.

’s Avonds bleven wij gewoonlijk lang aan tafel zitten om te vertellen. Dat waren de plezantste uren van den dag. Niemand moest weg; de school was vergeten voor vandaag en wij waren onder ons, LIA TIMMERMANS 1962, 11.

De boterhammen opeten met koude koffie of een flesje kanariegele limonade, waarin ge een glazen bol moest duwen, was al plezant op zijn eigen, LIA TIMMERMANS 1962, 63.

Het zachte fluwelen donkerroos van de frambozen, en het plezante frisse rood van de aalbessen, LIA TIMMERMANS 1962, 80.

Het is niet meer mogelijk naar de oertijd terug te keren, toen ze een stuk vlees boven het houtvuur hielden en lieten roosteren. Het moet anders wel plezant geweest zijn, een half schaap of een jong varken boven het laaiende vuur om en om te draaien, BOON 1972, 99.

Iedereen die het kan, koopt een auto. Mensen rijden graag per auto. Niet iedereen heeft zijn auto per se nodig, maar het is plezant om een auto te hebben, praktisch ook, en als je hem eenmaal hebt, wel dan gebruik je hem! Voetgangers 1978, 9.

2. Van personen en zaken: plezierig, prettig; vermakelijk, vrolijk; soms bep.: leuk, aardig; grappig, lollig. - Ook zelfst. gebruikt: een plezante, in toep. op een pers. die anderen plezier bezorgt, die doet lachen enz.: grappenmaker, lolbroek enz.

Hij had zeer humoristisch geschreven, en ze had zijn brief zo plezant gevonden, dat alle mensen die haar bezochten, hem moesten lezen, VERMEYEN 1947, 170.

En toch staan de Zichemnaars met hun Spaans bloed, hun los en plezant karakter dichter bij de Hagelanders dan bij de Kempenaars, BONI 1948, 19.

Sefie hield heur eigen precies of dat ze het niet gehoord had, ze bezag me zelf niet en ging voort met plezant te doen tegen Lewie, CLAES 1960, 6.

Eigenlijk is dat toch plezant, zo buiten vliegen, ge krijgt dan een preek van iedereen die voorbij komt, gelijk van die pater met zijn brevier die komt altijd juist voorbij als ik ben buitengevlogen, VERSTEYLEN 1964, 18.

Liefst maar 6 autoroutes en 20 wandeltochten staan er uitgebreid en plezant in beschreven. De keuze wordt nog vergemakkelijkt door streekkaartjes en prachtige foto’s, Vrouw en Wereld juni 1976, p. 41.

Moltrein is wel een heel plezant en goed gekozen woord voor de onderaardse trein of tram die wij gewoonlijk met het woord „metro” aanduiden, Vrouw en Wereld okt. 1976, p. 34.

Sjors was de plezantste man van de hele Kattepoortstraat, BOON 1977, 116.

Laatstejaars door de stad. Plezante „uitvaart” naar de vrijheid, Gentenaar 15/5/1977.

«Nooit waren we onszelf», vertelt ze, «altijd speelden we iemand anders. Het was enorm plezant», T.V.-strip 19/5/1978, p. 50.

Opm.: In de standaardt. zo goed als volledig ongebruikelijk (freq. 0).

< >