Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

pad

betekenis & definitie

1. In de uitdr. iem. een pad in zijn korf zetten, iem. in een moeilijk parket brengen, iem. in verlegenheid brengen, (iemands plannen) dwarsbomen, roet in ’t eten gooien, de zaken bederven, enz.

Ik wil Reine niet geheel vrijpleiten, maar ik weet alles ... en wie alles weet, die kent den waren schuldige. Maar ik moet zwijgen. Ik heb het beloofd. Op zekeren schonen dag zal ik hem wel een pad in zijn korf zetten. Er is echter geen haast bij, VERMEYEN 1947, 10.

Plots zakte mijn woede. Hij heeft me wat willen lappen. Een paar maanden geleden heb ik hem een pad in zijn korf gezet. Hij wou kennismaken met Anneke Maes, een lief kind, dat voorzeker nog nooit een dagelijkse zonde heeft bedreven ... . Ik had Anneke aangeraden hem een langen proeftijd te doen ondergaan ... maar daar kon hij juist niet tegen, VERMEYEN 1947, 41.

Patrick Sercu wachtte nog niet te lang om die voorspelllingen te proberen waar te maken. De man die hem in feite een pad in de korf heeft gezet, was sportbestuurder Cyriel Guimard, Gazet v. Antw. 8/7/1977.

Agostinho is geen nieuweling in de Tour, waarin hij deze keer Eddy Merckx, tuk op rehabilitatie, een pad in de korf zette. Met meer dan drie minuten voorsprong besloot hij een solotocht naar St.-Etienne, op het ogenblik dat iedereen er enkel maar aan dacht uit te hijgen na de zware Alpenrit van de dag voordien, Gazet v. Antw.22/7/1977.

2. Slordige, vadsige vrouw; slons: het is een echte vieze pad.

Sam.: paddemoedernaakt (Wdl.), geheel naakt, moedernaakt, poedelnaakt, spiernaakt (Na de geitjes komt een troepje paddemoedernaakte nikkertjes om hem heen dansen, JONCKHEERE 1957, 158).

< >