Ouderwets, niet meer in de mode.
Ze verwenste het hotel met zijn oudmodische, hoge deuren, klauterde terug naar beneden, en zette de vaas terug op haar plaats, BERKHOF 1962, 88.
Wellicht wordt zijn werk oudmodisch, maar dan? Je kan van iets blijven houden dat oudmodisch is, het wordt in je eigen ogen niet afgetakeld, VAN AKEN 1965, 191.
Een oude rieten mand met versleten of oudmodische kleren, schoenen, hoeden, ergens in een verloren hoek, oefent op kinderen een grote aantrekkingskracht uit, Vrouw en Wereld nov. 1976, p. 39.
Opm.: In de standaardt. ongebr. (freq. 0), hoewel vermeld in versch. handwdb.