Ter aand. van een bejaard persoon: bejaarde; soms bep.: grijsaard, 65-plusser; in ’t mv. ook: ouden van dagen.
Is men dan al dood en vergeten omdat je als ouderling in een tehuis leeft? Vrouw en Wereld juli/aug. 1975, p. 41.
Er bestaan vergevorderde onderhandelingen om de Nielenaars, die in het Boomse ouderlingentehuis verblijven, ook naar Niel te halen. Na de stoet wordt de ouderlingen in het patronaat een drink aangeboden, Laatste Nieuws 19/2/1981.
Opm.: In de standaardt. wel in de prot. kerkt.: lid van een kerkeraad, en in hist. toep.
Sam.: ouderlingenbond; ouderlingengesticht, bejaardentehuis, -centrum (Ik wil zo oud worden als mijn vader: 92 jaar. Die ging heel regelmatig een paar mensen bezoeken in het ouderlingengesticht. En weet je wat hij zei voor hij vertrok? „Ik ga de oudjes eens bezoeken!” ... en hijzelf was de alleroudste, Vrouw en Wereld nov. 1973, p. 11); ouderlingentehuis, bejaardentehuis (Werkvrouwen gevr. in ouderlingentehuis, Gazet v. Antw. 1973.
Aan de kant van de Schoolstraat en het ouderlingentehuis biedt het kerkhof nu een zeer desolaat zicht, Gazet v. Antw. 1/9/1977); ouderlingenzorg, bejaardenzorg.