Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

opgezet

betekenis & definitie

1. Van te voren overlegd, in de verb. met opgezette(n) wil, met opzet, met voorbedachten rade. (Zie ook BO en C.).

Ik vergat met opgezetten wil er bij te voegen, dat het wel zeer laat zou kunnen zijn, VERMEYEN 1947, 65, 1.

2. Van te voren beraamd, afgesproken, vooral in de verb. (het is) opgezet spel, een doorgestoken kaart.

„Laporte zei van me dat ik een halve gare was; soms praatte hij Frans omdat hij dacht dat ik hem niet begreep”, zei Paulke. „Doch ik snapte dat het opgezet spel was, zo wijs was ik wel: hij wist wat Morrens aan het uitrichten was en zond me erheen om hem te verrassen, misschien hoopte hij dat Morrens woedend zou worden en me de kamer zou uitschoppen”, VAN AKEN 1965, 173.

Ik ken de schuldigen niet. Dat kunnen natuurlijk fanatieke aanhangers van onze partij zijn, maar ’t zou mij ook niet verwonderen dat de mannen van De C. zoiets als opgezet spel ineensteken, Gentenaar 9/5/1977.

3. Van pers.: ingenomen, in zijn schik, soms bep.: tevreden, in de verb. met iem., iets opgezet zijn. Mijn zusters zijn niet erg opgezet met mijn artist en moeder ziet liever zijn hielen dan zijn tenen, VERMEYEN 1947, 109.

Die Marcel ... Paul mocht hem niet. Zij stonden in vele dingen diametraal tegenover mekaar. En Milla ... Ze scheen werkelijk opgezet met dat zouteloos gebazel. Het meisje was toch te deftig en te degelijk voor die bon vivant! BIJDEKERKE 1948, 13.

In de vakantie kwam hij mij opzoeken. Ik had thuis reeds veel opgegeven over zijn verbazende knapheid en ze waren dan ook opgezet met de belangstelling van die primus uit de poësis voor hun ietwat minder knappe spruit, LEBEAU 1962, 49.

Hij kneep haar schalks in de wang. Maar Ann was er niet mee opgezet en ze dacht: moet hij altijd sigaren roken? Hij stinkt er naar. En zijn tanden zijn helemaal bruin, BERKHOF 1962, 176.

Patroons niet opgezet met het plan-Spitaels, Gazet v. Antw. 14/9/1977.