opgezet
opgezet - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: op-ge-zet 1. erg breed of met een grote omvang ♢ haar ene wang is helemaal opgezet Bijvoeglijk naamwoord: op-ge-zet de/het opgezette ... Synoniemen corpulent,...
Muiswerk Educatief (2017)
opgezet - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: op-ge-zet 1. erg breed of met een grote omvang ♢ haar ene wang is helemaal opgezet Bijvoeglijk naamwoord: op-ge-zet de/het opgezette ... Synoniemen corpulent,...
Peter Bakema (2003)
(bn.) – met iets opgezet zijn, ingenomen zijn, in zijn schik, tevreden zijn met iets. - ze is mooi opgezet, ze is mooi opgemaakt, ze ziet er keurig uit zie spel. En hij eindigde in de overtreffende trap: het gaat om een gemanipuleerd en opgezet spel door CD&V, die aan laag bij de grondse oppositie doet waar de veiligheid...
Walter De Clerck (1981)
1. Van te voren overlegd, in de verb. met opgezette(n) wil, met opzet, met voorbedachten rade. (Zie ook BO en C.). Ik vergat met opgezetten wil er bij te voegen, dat het wel zeer laat zou kunnen zijn, VERMEYEN 1947, 65, 1. 2. Van te voren beraamd, afgesproken, vooral in de verb. (het is) opgezet spel, een doorgestoken kaart....
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj., opset, tsjok, poff(er)ich, paffich, opdrachtich, opdreaun; — van gelaat, opset om 'e holle, plodsk, plodzich.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., 1. gezwollen: een opgezet gelaat; een opgezette buik; 2. (Zuidn.) opgetooid, opgesmukt; vandaar oneig. : opgezet zijn met iets, er mede in zijn schik zijn; 3. (thans nog Zuidn.) iets doen met opgezette wil. met opzet, met voorbedachten rade.
M. J. Koenen's (1937)
bn. (1 gezwollen; 2 Z.-N. opgedirkt): 1. een opgezet been; 2. fig. met iets opgezet zijn, er mee ingenomen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
1. bn., gezwollen: een opgezet gezicht; 2. (gew.) bn. en bw., opgescheept: zijn opgezet met.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: