Neuralgisch; vooral in de verb. (het) nevralgiek punt, (de) gevoelige plek (eig. en fig.), ook: moeilijkheid, plaats enz. waar zich (onverwachte) problemen kunnen voordoen enz. (gall., naar fr. point névralgique).
De vaststelling van zijn onvolmaaktheid griefde hem zeer en zijn trots leed er ook onder. Hij moest er iets op vinden ... . Het nevralgieke punt bleef zijn zoon. Daar moest ingegrepen worden. Wist hij maar hoe, BIJDEKERKE 1948, 93.
Het wijst op een onafgebroken staat van qui vive op elk nevralgiek punt, hoe weinig er ook gekoerst wordt. Lucien wilde vroeger enkel het bergklassement winnen. Vorig jaar gooide hij dat overboord en wilde boven alles de Tour veroveren. Nu wil hij de twee, Gazet v. Antw. 5/7/1977.