Zakdoek.
Zijn tranen kan hij niet weerhouden en hij heeft voorzichtigheidshalve drie neusdoeken op zak, TEIRLINCK 1952, 1, 90.
Ik verging van angst en durfde haar niet meer aanzien, als vreesde ik dat mijn blik haar nog meer zou doen lijden. Ik borg mijn neusdoek weg en zat stil en verslagen naast haar, RUYSLINCK 1966, 128.
Opm.: In de standaarde sinds lang volledig vero. (freq. 0), hoewel nog in versch. handwdb. vermeld.
- Zie ook WNT IX, 1905.