Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

zak

betekenis & definitie

1. Iem. in de zak steken, zetten e.d., iem. bedriegen, foppen, beetnemen, bij de neus nemen enz.;

- iets in zijn zak steken, stoppen e.d., m. betr. t. iets onaangenaams dat men wil wreken: iets niet vergeten, onthouden, in de oren knopen;
- in zijn zak schieten, in zijn zak tasten, betalen, opdokken;
- ieder voor zijn zak, ieder voor zijn rekening;
- (w.g.) dwars in de zak zijn, tegen de draad in zijn.

Knorre moest het van Blomme nooit hebben, ze waren altijd dwars in den zak ... - de een gesteld op zorgen en sparen, de ander op zwieren en zwetsen, STREUVELS 1962, 176.

Wij spreken en schrijven tegenwoordig erg veel over versoberen, over welzijn voor iedereen... maar zelf in onze zak schieten is heel wat moeilijken. Daarom zouden wij in de komende kerstperiode ... een oproep willen doen op uw edelmoedigheid, Vrouw en Wereld dec. 1975, p. 33.

2. Onder invloed van fr. sac, vaak in toep. op een (boodschappen)tas, draagtas enz.
- Zie m.n. de Sam.

Sam.: badzak, badtas (Dan ga je als huismoeder een vakantiepakje maken en een badzak en een piknikdoos voor het hele gezin, Vrouw en Wereld juli-aug. 1975, p. 9);

- kniezak, vooral in ’t mv, ter aand. dat de knieën in een broek staan (Zijn kleren hangen vormloos om zijn lang lichaam, de broek heeft glimmende kniezakken, DE PILLECYN 1962, 176);
- schoolzak, boekentas, (w.g.) schooltas (Feestprogramma Rumstse Volksfeesten 1976, p. 34);
- sportzak, sporttas (Trainingspakken, sportzakken, zwem- en turngerief, Reklamegids 1/6/1978);
- winkelzak, (boodschappen)tas (De tram stopte. Milla nam haar winkelzak stevig vast en maakte aanstalten om af te stappen, BIJDEKERKE 1948, 178);
- zakhemd, (w.g.) hemdjurk;
- zakkleed, jurk zonder taille, hemdjurk;
- zakloping, (w.g.) zaklopen (Zondag 14 aug. zijn er ’s namiddags de gekende oude volksspelen: mastklimming en zakloping, Gentenaar 12/8/1977);
- neusdoek, zakdoek (Daar stond Marieke op heur blote voeten, in een rood katonnetten kleedje en een witte zakneusdoek om den hals, TIMMERMANS 1966, 86).