Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

metsen

betekenis & definitie

Metselen.

Hier werd een schuine rotsenmuur tegen ’t water gemetst, daar heiden ze palen als boomstammen in den grond, VERMEYLEN 1962, 88.

Ze hadden vaak niet meer dan op een gemetste oven twee enorme teilen kokend water voor thee van lindebloesem, WALSCHAP 1975, 110.

Als hij de schouw aan het metsen was, kwam zijn vrouw gestadig kijken, richtlijnen geven en bemerkingen maken, Vrouw en Wereld mei 1976, p. 33.

Afl./Sam.: metserij, metselwerk; - afmetsen; bemetsen; dichtmetsen (De toegang tot een beluik werd dichtgemetst, Gentenaar 3/8/1977); toemetsen (Zijn hoofd is als met mortel toegemetst, TEIRLINCK 1952, 1, 147).

< >