Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

mengelen

betekenis & definitie

Vermengen, mengen (in versch. toep.).

Neemt twee of drij soeplepels van het poeder, breekt dit met koude melk, mengelt het daarna met kokend water, CLAES 1950, 72.

Het genot van te schilderen ..., de kleuren op de vangen met het penseel, die op het doek te mengelen, die zien groeien, te veranderen, te strelen, te liefkozen. Dat kan men niet meedelen, LIA TIMMERMANS 1962, 154.

Ik slaagde er in dit vreemd gezelschap waarvan de leden soms, in hun ijver voor de hoogere belangen, haast slaags raakten, tijdelijk tot zwijgen te brengen: ik mengelde ze met losleefsche Babyloniërs die alle vraagstukken der gemeenschap en alle punten der zeden met algeheele argeloosheid en onbevangenheid bespraken, GIJSEN 1966, 94.

Opm.: In de standaardt. is het frequentatief volledig vero.

< >