Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

marcheren (marsjeren)

betekenis & definitie

Van zaken, inz. van apparatuur, gereedschap enz.: zijn normale functie verrichten; functioneren; werken, lopen enz.

Mijn vrouw heeft de elektrische deken gerepareerd met onderdelen van onze elektrische broodrooster, Juul. - En? Marsjeert ze nu? - Ja, maar er is maar één nadeel aan. Als de temperatuur wat te hoog stijgt, dan wipt ze ons allemaal uit het bed, Koerier (ed. Hasselt) 18/8/1976, p. 9.

Onze T.V. marcheert de helft van de tijd niet; maar ge weet hoe dat dat gaat: onze va koopt dan pas een nieuwe, als hij hem zelf niet meer kan maken, Gehoord te Boom dec. 1978.

Opm.: In de standaardt. wel in de bet.: in pas lopen (van pers.), en: vooruitgaan, vorderen (van zaken); ook van een winkel e.d.: veel klanten hebben..

< >