Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

marchand

betekenis & definitie

Handelaar, koopman, verkoper; in ’t bijz. in toep. op iem. die zijn waar langs de straat rondvent of verkoopt: straathandelaar, venter; in sam. ook: -boer of -man; - ook in pejor. zin: sjacheraar; woekeraar. Kapitaalkrachtige marchands maken dikwijls gebruik van hun mogelijkheden om het hele oeuvre van bepaalde kunstenaars, of een deel ervan, op te kopen, [i]Gazet v.

Antw.[/i] 13/9/1977.Sommige marchands stellen ook ateliers ter beschikking. Meestal wordt in de kontrakten bepaald dat de kunstenaar thuis niet mag verkopen of in elk geval niet onder de prijs van de galerij. Exposeren bij een andere marchand kan door bemiddeling van de marchand waarmee hij een kontrakt heeft, Gazet v. Antw. 13/9/1977.

Sam.: botermarchand (Waarom ben ik dan een dief en een deugniet die in de bak moet, Lewie, en reden die botermarchang en die boterfabrikant van vóór de oorlog mij in een schone automobiel voorbij, WALSCHAP 1976, 136); groentemarchand, groenteman, -boer (Ik heb me ook willen verhuren bij een stovenmaker, en bij een groentemarsjant, maar de ene had me niet nodig en de andere betrouwde me na een halve dag niet meer, CLAES 1960, 66); kaasmarchand (Als hij u alles laten zien heeft, pakt die kaasmarchang zijn dikke buik in zijn twee handen en zegt: maar de deze heeft mij ’t meest gekost, WALSCHAP 1976, 145); vismarchand (Gazet v. Antw. 7/6/1977)..

< >