Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

luster

betekenis & definitie

(Hangende) luchter (met verschillende armen) ter verlichting van versch. woonruimten enz.: kroon(luchter), kroonlamp, lichtkroon; ook: armluchter, kroonkandelaar enz.

Te koop: wandkast in palisander en moderne luster aan spotprijs, Boom 3/12/1976.

Marva, die nog altijd hard werkt, terwijl haar man ..., zakenman met een groothandel in lusters, eveneens een druk leven leidt, is gewoon verliefd op reizen, Gazet v. Antw. 3/7/1977.

5000 lusters en fantasie-artikelen aan groothandelsprijs! Mech. 25/5/1978.

Ook o.a.: Knack 21/2/1973, p. 7. Koerier (ed. Hasselt) 18/8/1976, p. 3. Uit een reclamefolder Meise jan. 1977. Gentenaar 20/7/1977. Reklamegids 1/6/1978.

Opm.: In de standaardt. volledig veroud. (freq. 0); het gewone woord is thans: lamp, ook in versch. sam.

Sam.: balkluster (Uit een reclamefolder Meise jan. 1977); keukenluster, keukenlamp (Ciné 23/12/1976, p. 1. Koerier 24/5/1978); stijlluster, in een historische stijl nagemaakte kroonluchter (Uit een reclamefolder Meise jan. 1977. Specialiteit: Vlaamse stijllusters, Annoncenblad 7/1/1977, p. 6); - lusterfabriek (Gentenaar 12/5/1977); lustermakerij (Annoncenblad 7/1/1977, p. 6.)

< >