Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

leefkamer

betekenis & definitie

Zitkamer, woonkamer, huiskamer.

„Mijn groot probleem is dat ik zo lui ben”, aldus Clare Clifford terwijl ze hulpeloos rondkijkt in haar leefkamer. Het is een grote plaats in een eerder haveloos huis in een verwaarloosde straat in een erg drukke voorstad van West-Londen, T.V.-strip 19/5/1978, p. 180.

Netjes onder elkaar hangen tegen een muur in de leefkamer aan de Dodepaardenstraat 21 te Keiem drie vaandeltjes: blijvende symbolen in de Tour uitgereikt aan ritwinnaars, Gazet v. Antw. 16/12/1978.

Toen beide mannen in de leefkamer van de h. A. alles in orde brachten, werden zij plots overvallen door twee gewapende en gemaskerde kerels, Laatste Nieuws 28/7/1980.