Slordig en haastig schrijven; kriebelen, krabbelen.
Ik kribbel mijn aantekeningen op stukjes papier en blaadjes uit oude schrijfboeken, VERMEYEN 1947, 35.
Afl./Sam.: gekribbel (Die onbekende stijve letters zullen op Willem misschien meer indruk maken dan ’t familiaar gekribbel van Bertha, ELSSCHOT 1960, 620); - kribbelaar (Wdl.); kribbeling (De minste kribbeling van haar hand zou dienstiger zijn dan dat mooie stuk van uw eigen fabricage, ELSSCHOT 1960, 388); - kribbelschrift (Wdl.).