Uitermate schoon, zindelijk; kraakhelder, kraakzindelijk.
Nog altijd heeft elke gedachte aan hen die vuile herkauwende smaak van opgewarmde koffie... Met daarbij onmiddellijk aanschakelend, dat andere grote kenmerk: het was er steeds kraaknet, men kon er van de stenen eten, WILLEMS 1970, 46.
„Kijk” vertelt de vrouw „die kachel kreeg ik van de gemeente, die zetels van mevrouw A en een matras voor vaders bed van meneer B.” Het was allemaal pover maar kraaknet, Vrouw en Wereld dec. 1974, p. 21.
De kinderen lopen er blootsvoets op een kraaknette vloer, Vrouw en Wereld dec. 1975, p. 29.
Ze was trouw totterdood, toegewijd, kraaknet, lief, noem maar op, nou, alles wat ze in mijn aanwezigheid deed was nogal morsig de tafel dienen met gevaarlijk balancerende schotels en lepels die in de saus vielen, GEERAERTS 1977, 88.
Voor een kraaknette was ... meer dan 20 modellen: wasautomaten, elektrische drogers enz., Annoncenblad 21/1/1977, p. 16.
De varkens komen kraaknet uit de operatie, zelfs gewassen achter hun oren, Gentenaar 12/8/1977.
Opm.: Hoewel kraaknet in versch. (hand)wdb. is opgenomen, werd het door alle excerpenten als ongebruikelijk gekenmerkt.