Slag, klap, in de volg. verb.: geen klop doen, uitvoeren, geen klap uitvoeren, in het geheel niet werken; - dat zijn kloppen! m. betr. t. iets dat totaal onverwacht gebeurt: dat is me wat! dat is een klap! - (wielersp.) de klop (van zijn leven) krijgen, een klop met de hamer krijgen, ter aand. van een (morele) inzinking tijdens een wedstrijd: een (fikse) tik, klap van de man met de hamer krijgen, de man met de hamer tegenkomen enz.; - een goede klop doen, (eig.: hamerslag waarbij op een veiling een koop wordt toegewezen), een goede koop doen, een goede slag doen of slaan, een voordelige zaak doen enz.
Ik kon geen eten nemen met mijn verstijfde vingers, dan kreeg ik de klop van mijn leven. Ik moest lossen, kwam toch nog mee vooraan toen de twee groepen samensmolten, Gazet v. Antw. 8/4/1977.
Lucien „kreeg een klop met de hamer”. Hij leek heel moe. Zonder die val had hij misschien toch Kuiper langer achter zich kunnen houden en zijn achterstand beperken, Gazet v. Antw. 21/7/1977.