In toep. op het vlees van de dij van een varken; ook: afgesneden plakje, sneetje daarvan; ham; - gemeenz., schertsend ook van de dij van een mens.
De kamer rook naar gebakken hesp en eieren en naar oude sigarettepeuken, VAN AKEN 1965, 160.
Ze hadden samen de oorlogsjaren doorgebracht en dan is er zo nu en dan een woordje geweest omwille van een rauwe hesp of van de zak koffie die op zolder ja dan neen mocht aangesneden worden, PAUWELS 1971, 56.
150 g rauwe hesp en 250 g gekookte hesp in dobbelstenen gesneden, Vrouw en Wereld dec. 1976, p. 13.
De versneden delen varkens: ribstukken 81-103; hespen 77-92; schouder 56-72, enz., Gentenaar 20/4/1977.
Gekookte, ontvette hesp, voorverpakt, Uit een reclamefolder april 1978.
Opm.: In de standaardt. uitsl. in de bet.: hieltje van een ham.
Sam.: achterhesp (Wdl.), achterham (Gekookte achterhesp, Gents Adv. 12/8/1976. Ontvette geroosterde achterhesp, Mech. 1/6/1978); boerenhesp, boerenham (BOON 1972, 20. Gazet v. Antw. 21/4/1977); schouderhesp, schouderham (Gekookte schouderhesp, Shopping (ed. Gent) 20/5/1976. Ontvette schouderhesp, Klokske 27/4/1978);
- hespebeen (Wdl.), hammebeen; hespenfabriek (Annoncenblad 7/1/1977, p. 23); hespeknook, hammebeen (LIA TIMMERMANS 1962, 128); hespschotel, koude schotel met ham (Vrouw en Wereld mei 1974, p. 31); hespespek, vlezig spek, hamspek (Klokske 27/4/1978); hespeworst, gekookte worst van kalfs- en varkensvlees, hamworst (Shopping (ed. Antw.-Z.) 9/12/1976. Westkust 26/8/1976, p. 8).