Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

gouw

betekenis & definitie

In toep. op een landstreek, veelal een provincie, inz. bij landelijke organisaties, jeugdbewegingen enz.

Elke afdeling heeft het recht om, volgens de statutaire bepalingen, kandidaten voor te dragen ter verkiezing van het gouwbestuur en het Nationaal Bestuur. Per gouw worden er vijf bestuursleden gekozen, Davidsfonds 1977, 4, 13.

Sam.: gouwbestuur; gouwbond (Wdl.), bond van de versch. afdelingen van organisaties, jeugdbewegingen e.d. in een provincie; gouwdag (Wdl.), dag waarop de versch. afdelingen van een gouwbond vergaderen, ook in toep. op de vergadering zelf (In de vakanties was ik zijn trouwe helper om al het kleine organisatiewerk te doen voor de gouwdagen die hij inrichtte, LEBEAU 1961, 55); hierbij: lentegouwdag (In het kader van de lentegouwdag van het Davidsfonds wordt er in de historische kerk van Vinkem een tentoonstelling geopend, Info mei 1978, p. 26); gouwheer, (w.g.) hetz. als gouverneur (zie ald.) (Limburg 31/8/1976); gouwraad, provinciaal bestuur (van grote verenigingen).

< >