Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

geel

betekenis & definitie

I. Geelzucht (als ziekte); het geel hebben.

II. (vroeger Gheel). Gemeente in de provincie Antwerpen waar krankzinnigen verpleegd worden; vand.: naar Geel moeten, uit Geel komen, in Geel thuis horen enz., krankzinnig, gek, niet goed bij zijn hoofd zijn.

Ik geloof dat ge alle twee naar Gheel moet in plaats van hier van uwen neus te komen maken, WALSCHAP 1935. 79.

< >