Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

gebeurlijk

betekenis & definitie

Eventueel, mogelijk; in voorkomend geval.

Duidelijk merk ik dat hij ofwel naar ten naam zoekt of zijn gebeurlijk pseudoniem aan het vergulden is, JONCKHEERE 1957, 107.

Het glibberige vrachtje gleed hen uit de handen en kwam met een plof als van een vallende rotte peer op de betonnen oprit terecht. Ik stond veilig buiten schot voor gebeurlijke spatten, VAN AKEN 1963, 119.

Men kan zich de vraag stellen of bij een soortgelijke ramp, die zich gebeurlijk in ons land zou voordoen, op een gewetensvoller en efficiënter manier gereageerd zou worden, Volksmacht 17/8/1976. Donderdag 6 jan. te 18 u. met gebeurlijk nadansen, Maand jan. 1977, p. 5.

Hierna zal men een lokaal, voldoende drukkend verband aanleggen, liefst met steriel gaas en elastisch verband, doch gebeurlijk met zuivere zakdoeken en sjerp, stropdas, gordel of wat dan ook, Spoedreanimatie, brochure van prov. inst. voor hygiëne, Antwerpen 1977.

De dossiers werden al onderzocht voor de griffiers van Kamer en Senaat, waarbij ook rekening wordt gehouden met gebeurlijke klachten, Gazet v. Antw. 1/5/1977.

Gehuwde kopers... dienen hun trouwboekje en gebeurlijk huwelijkskontrakt voor te leggen, Klokske 17/4/1978.

Opm.: In de standaardt. volledig onbekend, ook in de bet.: kunnende gebeuren (freq. 0).

Afl.: gebeurlijkheid (Wdl.), (w.g.) eventualiteit, mogelijkheid (Nu hij die opwerping naar voren brengt, is zij echter verplicht in die gebeurlijkheid te voorzien, en daar is maar één middel voor aan te wenden: in de vroegte terugkeren om hem desnoods te wekken, WEYTS 1950, 226.

Het is noodzakelijk dat gij met dergelijke gebeurlijkheid en de daaruit voortvloeiende consekwenties rekening houdt, TEIRLINCK 1952, 2, 178.